Lessen

34.1 De eerste drie Kosmische Levensgraden bevinden zich in ons eigen Universum

 

Alle planeten en zonnen uit ons universum behoren tot de eerste drie kosmische levensgraden. Het leven op de eerste Kosmische Levensgraad heeft als basiskrachten Moeder Maan en Vader Zon. Op de Maan, de eerste Kosmische Levensgraad, zijn wij als ziel aan ons allereerste leven begonnen. Hier ontwikkelden we ons waterlijk bewustzijn. Dan ging de ziel verder op de tweede Kosmische Levensgraad, daarna op zes overgangsplaneten en dan de moederplaneet Mars.  Hier begonnen we met het ontwikkelen van ons landelijke bewustzijn. Na Mars beleefden we weer zes overgangstoestanden om ons lichaam klaar te maken voor het leven op de hoofdplaneet van de derde kosmische levensgraad: Moeder Aarde. Deze overgangsplaneten liggen verspreid in ons universum. Zij hebben elk verschillende atmosferische condities, die nodig zijn voor de verdichting en groei van het menselijke lichaam. Die atmosferische condities worden vooral bepaald door de afstand tot hun zon, en door de sterkte van die zon. Deze tussenplaneten liggen ook niet in ons zonnestelsel. Op de maan begon ons waterleven, op Mars bouwden we ons landelijke bewustzijn op en op aarde kon de ziel haar stoffelijke lichaam verfijnen.

-Op de Maan leefden wij in de wateren, Mars gaf ons reeds het landelijke bewustzijn en Moeder Aarde het volmaakte voor deze ruimte, omdat zij 170 die taak door Zon en Maan in handen kreeg. 

De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 1 p.113

-Dus deze drie macrokosmische levensgraden nu werken aan het menselijke, dierlijke en het plantenleven’, vóór de menselijke, dierlijke, moederlijke zelfstandigheid als organisch leven. En het innerlijke leven verruimt zich en wordt het gevoelsleven en de persoonlijkheid.

Lezingen Deel 3 p.229

-Het spreekt dus vanzelf, wanneer de bijplaneten dicht in de omgeving van Moeder Aarde hadden geleefd, die bewustwording reeds te vlug ging, die kracht voor die organen geen bewustwording was geweest, doch een té hoog grijpen en voelen voor het macrokosmische organisme, doch ook die wetten hebben wij nog niet leren kennen. Nu was er van een geleidelijke evolutie geen sprake geweest en hebben wij te aanvaarden. En dat is duidelijk, omdat wij als mens die sprong níét hadden kunnen maken. Wij beleven dus: fundament ná fundament, graad ná graad, bewustzijn ná bewustzijn, voor het vader- en moederschap. Iets anders is er niet te beleven, dít is de Goddelijke schepping. De bijplaneten kregen een eigen sfeer te beleven en was noodzakelijk. Hierdoor kreeg élk stadium de eigen evolutie te beleven op afstemming voor Zon en Maan, waarvoor de bijplaneten in het Universum verspreid liggen.

De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 4 p.191

Bron: Citaten uit de boeken van Jozef Rulof