Lessen

31.7 De tweede duistere sfeer is het land van kruipend leven

 

Haar leven op aarde is een leven geweest ter vernietiging van mensen. Alles om haar heen is dood en verderf. In kerkers gegooid, als prooi der wilde dieren, om zichzelf te verzadigen. Honderden gehoorzaamden haar en voldeden aan haar grillen. Mensen liet zij doodmartelen om aan hun pijnen zich te verzadigen. Wanneer er bloed stroomde, beleefde zij haar dierlijk leven.

Een Blik in het Hiernamaals p.313

-Een meesteres in het kwaad. Ook zij ging over, zoals zij velen liet ombrengen. Vreselijk is het beeld dat ik zie. Haar krokodillen werden gevoed door honderden levens op te offeren. Dit is hartverscheurend, André. Veel vrouwen bracht zij om die haar in schoonheid evenaarden.
Overal waar hij keek, lagen mensen die niets dan leed en smart aan anderen hadden gebracht. Waarlijk, hier was het een dal van smarten.

Een Blik in het Hiernamaals p.313, 314

-Er zijn er onder ons die geen lichaam meer bezitten, dat zijn walgelijke gedrochten geworden. De handen die zijn zo krom en lang geworden, ze zijn mismaakt. Dat zijn geen gelaten meer, dat zijn geen mensen meer. Het dierlijke gedoe dat vervormt zich, dat is nu de persoonlijkheid.

Lezingen1 p.351

-En ze leven in de grond, en ze weten het niet. Maar nu gaan we verder. Nou, meneer, dan ziet u het gezicht veranderen, de mens veranderen, de lippen veranderen, de armen zijn klauwen, en de benen die zijn er helemaal niet meer, die zijn aan elkaar gegroeid; een mens is verdwenen. Totdat we liggen als een kwal aan het strand. Weet u dat niet? Is het niet eerlijk? Hoe dieper wij nu gaan, des te rotter wordt het in onze aura. Het gaat alleen niet verduisteren, meneer, maar het stinkt er in onze aura. Een mens met normaal bewustzijn houdt het in die sfeer niet meer uit. Het wordt een dierlijk gedoe.

Vraag en Antwoord 2 p.249

Bron: Citaten uit de boeken van Jozef Rulof