Lessen

31.5 De vijfde en vierde duistere sfeer is voor zielen met een dierlijke en voordierlijke afstemmin

 

André zag niets anders dan holen en krotten. Daarin leefden mensen. Alles wat hij zag bevond zich in een slijmachtige toestand. Huizen en gebouwen waren hier niet. De straten, als hij het zo noemen wilde, waren gescheurd en overal zag hij spleten als diepe afgronden.

Een Blik in het Hiernamaals p.309

-Modder en slijk in dichte massa’s bedekten hier de bodem

-Hier leefde men in holen en verzadigde zich aan zijn eigen dierlijk leven.

-Hé, wat hoorde hij daar? Het werd sterker en sterker, groeide aan tot een orkaan, die het leven in zijn kracht deed trillen. Het ging hem door merg en been. Het was nu een hartverscheurend gehuil, waarin hij moord en hartstocht voelde, alsof het ene leven het andere vernietigd

-Al wat hier leeft bezit geen sprankje menselijk gevoel meer. Allen zijn verdierlijkt. Ge hoort hun dierlijk spel van hartstocht en geweld. Alles echter op halve kracht.

-André trachtte door de duisternis heen te zien. Plotseling zag hij verschillende wezens rondkruipen. Waren dit mensen? Het was toch niet mogelijk? Het waren dieren, duizend jaren oud. Handen en voeten zag hij niet. Kruipend moesten zij zich voortbewegen. Hun menselijk gevoel was in het dierlijke overgegaan. Toch leefden zij en waren mensen van de aarde. Eens waren zij schoon en hadden de moederliefde gevoeld.

Een Blik in het Hiernamaals p.309 

Bron: Citaten uit de boeken van Jozef Rulof