Lessen

34.6 Alles is doorschijnend en ijl en de mens hier communiceert met ruimtelijke telepathi

 

Alles in de ijle stoffelijke toestand van de 4e Kosmische levensgraad ziet er uit als de geestelijke toestand in de 4e Lichtsfeer. Het is eenzelfde toestand. Dat geldt voor het lichaam van de mens en ook voor het gewaad dat zij dragen. Hier leven mannen, vrouwen en kinderen. Allen zijn jong en van een ongelooflijke schoonheid. Dat geldt ook voor de vogels en de bloemen. De mens is hier één met al het andere leven, met alles. Zij behoeven zich ook niet te verplaatsen.

-Men heeft daar een andere dampkring, omdat het stoffelijke organisme anders is dan het aardse stofkleed. Het aardse organisme is grof in vergelijking met dat van hen. De mens op aarde is een scheppingswonder, maar daar is de mens doorschijnend en is hij als een geestelijk wezen uit de vierde sfeer aan deze zijde. Je weet hoe zij daar stralen, doch dat is hun geesteskleed, maar op deze planeet is het stofkleed als de innerlijke uitstraling van de vierde sfeer.

-Hoe goddelijk waren deze mensen en wat droegen zij prachtige gewaden! Hij zag deze gewaden in alle tinten. Zoals een geest aan gene zijde zijn gewaad droeg, zo droegen zij hun kleding. Groots was dit wat hij waarnam.

-Dat zijn mensen in een stoffelijk organisme, doch zie, André, hoe zij stralen, hoe fijn dit organisme is! Dit is menselijke schoonheid. Deze gewaden zijn, maar dan stoffelijk, zoals de geestelijke mens in de vierde sfeer draagt, omdat deze stoffelijke toestand met de vierde sfeer aan onze zijde eenzelfde toestand is.

-Zoals in de vierde sfeer, jong en schoon! Zie die gebouwen en deze omgeving en hier leefden vrouwen, mannen en kinderen. O, welk een geluk.

-Dit is reeds een paradijs’, hoorde hij zijn leider zeggen. ‘Is de vierde sfeer aan onze zijde niet als het paradijs? Dit is een paradijs maar stoffelijk. Denk je dat nu eens in. Hier zijn vogels in ongekende schoonheid en bloemen die men op aarde niet kent.

-Hoe mooi zijn deze mensen. Ik ben diep ontroerd door al deze schoonheid. Deze mensen kan men met het aardse lichaam niet vergelijken, zij zijn doorschijnend, Alcar.’ ‘Ik heb je dat toch gezegd. Deze wezens zijn als de geestelijke mens die in de vierde sfeer leeft.’

‘Kunnen de mensen in uw leven dat allemaal zien?’ ‘Ja, maar alleen zij die de vierde sfeer hebben bereikt, want dan eerst kan men hen hiermee verbinden.’

Het Ontstaan van het Heelal p.492, 497, 498

-We hebben de natuurlijke, ruimtelijke telepathie, het éénzijn met een ander leven voor ons eigen bewustzijn, eigen kunnen maken; dat hebben wij, dat is ons bezit! We behoeven ons niet te verplaatsen, want waar wij zijn, daar is alles, wij zijn alles gewórden.

-Dan zweven wij, dan zijn we wind, dan zijn we regen, dan zijn we licht. We zijn dienende kracht geworden, stoffelijk en geestelijk. We voeden de wateren, we geven het licht aan de ruimte, want mijn licht is het licht voor de zon.

Lezingen 1 p.126,


Bron: Citaten uit de boeken van Jozef Rulof