Lessen

35.11 Op de zesde Kosmische levensgraad leeft de mens in Goddelijke harmonie

 

De Vijfde Kosmische Levensgraad lost in de Zesde op en deze brengt de mens de Goddelijke volwassenheid. Ook deze wereld is weer ijler en nog meer Goddelijk bewust. De mens is nu de het bezielende leven voor moeder natuur, het licht in de ogen van het dier en de mens! En dát is Goddelijk bewustzijn! Het menselijk gewaad is mooier en mooier geworden. Er is hier ook geen zwaartekracht meer. Het gevoelsleven heeft alles overwonnen. Hier komt de ziel weer dichter bij de Goddelijke volwassenheid. De mens gaat nu voelen dat hij de bezieling is voor al het leven.

-Wat gij ook nu waarnemen zult, dat zijn de levende vonken voor de Zesde Graad en kunt gij u opnieuw oriënteren. En ook die wereld is weer ijler van geest en toch stoffelijk waarachtig. Maar de wetten zijn hetzelfde, daarin heeft het leven de Goddelijke harmonie bereikt. Elke levenswet zien en beleven wij dus tevens voor die wereld, ook het ‘AL’ bezit dezelfde levensgraden.

-Ook nu zien wij, mijn broeders, dat de Vijfde Graad in de Zesde oplost, zoals wij dat voor élke wereld mochten zien. Het zonnestelsel is hetzelfde, ook al de levenswetten, het bewustzijn en de liefde verruimt zich, waardoor het leven de God van al deze ruimten vertegenwoordigen kan.

-De Zesde Kosmische Graad voert ons naar de Goddelijke volwassenheid, naar de Goddelijke gevoeligheid, wil de mens Hem in alles vertegenwoordigen, Wij komen dichter bij die liefde, Zijn rijk, Zijn hemel.

-Ja, mijn broeders. dít is Gods beeld! Al deze ruimten tezamen. Ik ga voelen, dat ik de bezieling ben voor al het leven van de aarde en de ruimten, die wij nu mochten leren kennen. Ik ben bloed voor al die lichamen en de ziel en de geest tevens! Ik ben de denkkracht, zult gij straks hebben te aanvaarden, wanneer wij het Goddelijke stadium voor ons zien, want dat is waarheid. Ja, wij zijn het bezielende leven voor moeder natuur, het licht in de ogen van het dier en de mens! En dát is Goddelijk bewustzijn!

De Kosmologie 1 p.294, 295

-Hier ziet u de vierde kosmische graad. Ik kan ineens verder gaan; de vijfde is niet anders, de zesde is niet anders. De zesde… u blijft nog altijd moeder, u komt tot eenheid, u hebt nog te baren en te scheppen; het embryonale leven leeft in u. U bezit nog de Al… De moeder heeft de Albron in haar en dijt uit, gééft… zet haar tempel open en de scheppende kracht bezielt haar door het vaderlijke gezag. We gaan verder naar zes en betreden het Goddelijke Al. De zevende graad, de kosmische graad, het Al is klaar, voor ons gereed! Er is licht, alles bezit de gouden uitstraling die wij voor de Almoeder in het begin van deze openbaringen mochten waarnemen. Nu zijn we Goddelijk bewust.

Lezingen 1 p.117

-Ik ga verder. Zo zweven wij van planeet tot planeet. Zo gaan wij van de eerste, de tweede, de derde, de vierde, de vijfde kosmische graad naar de zesde. En wanneer we dan de zesde hebben beleefd en ons gewaad mooier en mooier wordt, de sandaaltjes Goddelijk licht zijn, hebben we geen zwaartekracht meer. Ons gevoelsleven heeft alles overwonnen, onze karaktertrekken zijn geestelijk bewust, opvangend. Elk ding van ons, elk iets, elk weefsel, elke bloeddruk die tot ons leven behoort, heeft Goddelijk fundament ontvangen.

Lezingen 1 p.136


Citaten uit de boeken van Jozef Rulof