Reeds in de tijd van het oude China en later het oude Egypte brachten de meesters van de Universiteit van Christus delen van deze Kosmologie naar de Aarde. Zij gaven de kennis door aan priesters. Deze kennis was afgestemd op het denken en bewustzijn van die tijd en was, vergeleken met wat wij nu ontvangen, nog zeer beperkt.
Later in de geschiedenis zien we invloeden van deze metafysische kennis terug in de leer van Socrates, Plato, Boeddha en Ramakrishna.
Ruim 2000 jaar geleden kwam Christus zelf naar de Aarde. Hij had als menselijke ziel het Albewustzijn bereikt. De kern van zijn boodschap was helder: “Heb uw naaste lief als uzelf”. Christus wist dat alles in essentie door de Liefde kracht van de Albron ontstaan was en dat elke ziel de potentie in zich had, om ooit net als hij het Albewustzijn, de hoogste graad van Liefde, te bereiken. Wij de mensen hier op Aarde moeten nu leren Liefde te geven aan alles wat leeft. Dan ontwikkelt ons gevoel een hoger niveau van Liefde en stemmen wij ons af op de Hemelse sferen van Licht.
-En dan krijgen wij te zien straks dat onze liefde spreekt, dame, waarvoor Christus naar de aarde kwam. En dan is het: hebt elkaar, hebt een ander lief gelijk uzelf. En nu gaat het naar de hartelijkheid, naar de welwillendwelwillendheidheid, het begrijpen. Maar niet het verkeerd en vals denken van elkaar.
Vraag en Antwoord Deel 4 p.322 (Q4.11152.11154)
-Waarom kwam Christus nu naar de Aarde? Wie de eerste sfeer beleven en vertegenwoordigen wil, staat nu voor Golgotha! Thans heeft de mens liefde te geven of hij kan de eerste sfeer niet betreden.
De Kosmologie van Jozef Rulof Deel 5 p.226 (C5.6515.6517)
-Christus kon de apostelen nu geen kosmologie geven, maar Hij had hun reeds bewezen dat Hij alleen maar door te denken de mens, de ziekelijke mens genas; maar geestelijk, geestelijk innerlijk, daartoe was ook de Christus niet in staat. Hij zei: ‘De blinden zullen de blinden genezen.’ Met andere woorden: ga uit mijn omgeving want ge zijt niet te bereiken.
Lezingen Deel 2 p.443 (L2.10953.10955)
Bron: Citaten uit de boeken van Jozef Rulof