Lessen

19.1 Diersoorten komen uit één bron en hebben elk een groepsgeest

 

Alle diersoorten zijn afkomstig uit één bron, die zich heeft vertakt in verschillende levensvormen. Als groep, als massa en als groepsgeest blijven de soorten zich ontwikkelen. De lagere soorten lossen op en de hogere soorten gaan verder. De hoogste vorm van elke soort, zoals de hond en het paard zien we in de Sferen van Licht terug.
Maar die massa, die groepsgeest gaat door met ontwikkeling en uiteindelijk zullen ook deze hoogste ontwikkelde soorten oplossen in de allerhoogste vorm: de gevleugelde soort.

-Uw hond en kat, die dieren hebben een tien miljoen jaar nodig om gevleugeld dier te zijn, tien miljoen jaar. Want, weet u, die diersoorten zijn nog erg jong, die zijn eerst begonnen voor enkele duizenden jaren terug. En de schepping is miljoenen jaren oud. Dus dat zijn al soorten… Voor een anderhalf miljoen jaar terug zag u deze soorten niet. En dat is allemaal evolutie, aftakkingen, splitsingen, ziet u, uit een bron. En die bron vertakt zich door verschillende levensvormen. En uw hond en kat hebben de tijd, als groep, als een groep… Dat noemen wij nu een groepsgeest, en een groepsleven, als massa. Die massa die trekt zich aan en gaat voort en houdt zich in stand tot het laatste dier oplost.

-Zo komt dat dier door baring langzaamaan in de gevleugelde soort, en lost ineens op, en ziet u daar en daar, daar en daar.

Vraag en Antwoord Deel 6 p.288

-Maar die groepsgeest als lager bewustzijn, lost volkomen op. Maar de hoogste graad blijft. En dan krijgt u van elke graad één soort.

Vraag en Antwoord Deel 6 p.380-381

Bron: Citaten uit de boeken van Jozef Rulof