De Goddelijke Kracht is mannelijk en vrouwelijk. Dus ook de menselijke ziel, geboren uit de Goddelijke Albron zal voor zijn ontwikkeling zowel het vaderschap alsook het moederschap moeten ervaren.
Daarom zal elke ziel, in de vele levens die ontvangen worden, steeds wisselend zeven keer in een vrouwelijk lichaam worden geboren en daarna zeven keer in een mannelijk lichaam.
-Ik ga voelen, dat ik een deel ben van God,
maar nu volgt er, dat ik de Goddelijke
levensbron als vader- en moederschap
vertegenwoordigen moet.
-Ik zal mens worden, maar ik ben een vonk van de
Goddelijke zelfstandigheid, een deeltje van de
Goddelijke eigenschappen, waardoor ik
aanvaarden moet, dat de mens gelijk God is,
dat de mens zich niet verdoemen kan,
omdat hij die ‘Albron’ als stof, ziel, geest en
persoonlijkheid, als vader en moeder
verruimen zal.
-Néén, mijn meester, wij zijn géén mensen meer,
maar Goddelijke cellen.
Wij zijn Goddelijke embryo’s!
Men zegt op aarde, dat wij mensen zijn,
maar wie heeft ook dat woord uitgevonden?
De kosmologie van Jozef Rulof deel 2 p.204-205
Citaten uit de boeken van Jozef Rulof