De Goddelijke kracht openbaarde Zichzelf door zich te laten zien in de schepping.
De Goddelijke kracht baarde voor zichzelf levensgraden en levenswetten. God beleeft zichzelf door de mens.
Wij mensen zijn als levensgraad van God in essentie Goddelijke vonken in ontwikkeling.
God voert Zichzelf terug tot het bewuste AL.
In het Al is de mens weer volwaardig Goddelijk.
-Dát zijn de Goddelijke wetten voor de ‘Universiteit van Christus’. God schiep dus voor ‘Zichzelf’… levensgraden en levenswetten én nu leggen wij het Goddelijke fundament… openbaarde Zichzelf door Zich te verstoffelijken, dat zeggen wil, dat wij mensen eigenlijk voor de ‘Albron’ alléén ‘Leven’ zijn en dat God bezig is Zichzelf tot het bewuste ‘AL’ terug te voeren.
-Uiteindelijk dus, mijn broeders, staan wij voor ons eigen leven en direct daarnaast voor ónze Godheid!
Het levende Goddelijke beeld als Goddelijke zelfstandigheid, wordt vertegenwoordigd door
het vader- en het moederschap.
De Kosmologie2 p.240,241
-Wat is dus het doel van God voor de mens? Wat heeft de ‘Almoeder’ gewild, toen ‘ZIJ’ zich vergeestelijkte én verstoffelijkte? Dat de mens uit haar geboren is en dat de mens zal zijn zoals ‘ZIJ’ ís. En dat is het overwinnen van stoffelijk denken en voelen, mijn broeders.
De Kosmologie4 p.267
-Het is de Almoeder die zichzelf heeft verstoffelijkt als een menselijke en geestelijke levensgraad. Voelt gij dit mijn meester? Dit woord is ontzagwekkend. Want het neemt álle menselijke vragen weg, die voor het huidige stadium gesteld worden. De mens vraagt: Waarom maakte God ons niet ineens af? Waarom moeten wij ellende beleven, als God liefde is? Waarom moest de mens eerst door deze duistere, voordierlijke levenswetten, vragen wij! En dan kunnen wij antwoorden, de ‘Albron’ is het! De Almoeder! De Alvader! De Algeest! De Alziel! … die zichzelf als menselijk en dierlijk leven heeft verstoffelijkt, doch waardoor wij als mens het eigen leven ontvingen.
-Wij zijn dus niets meer en niets minder, levensgraden voor God. En nu is er geen ellende te beleven, doch alléén geestelijke en stoffelijke ontwaking. Want in het ‘AL’ is de mens een Godheid.
De ‘Albron’ zal zich dus verstoffelijken en vergeestelijken, doch daarvan stellen wij de disharmonie vast, als mens, als leven van God. Het was niet anders mogelijk, hier moet de ziel doorheen, doch haar Goddelijke afstemming zal haar voor álgehele ondergang beschermen.’
De Kosmologie5 p.100,101
Bron: Citaten uit de boeken van Jozef Rulof