Miljarden jaren geleden is ons Universum uit de Albron, de Goddelijke Almoeder geboren.
Het baringsproces van de Almoeder, kende zeven tijdperken van ontwikkeling.
In de laatste fase ontstaat er een enorme bol van Goddelijk geestelijke plasma, die uiteenscheurde en
zich verspreidde in het universum.
Deze plasma splitste zich in twee Goddelijke Basiskrachten: het uitdijende Moederschap en het scheppende Vaderschap.
Hieruit werd het universum en al het leven geboren, dat vervolgens begon te evolueren.
Bron:
–En nu had elke vonk… élke vonk die uit die Albron kwam en die nog niet was te zien, die gaat zich vergeestelijken, verstoffelijken en moet naar het bewuste Goddelijke Al terug.
Dat bent u, dat zijn wij, dat zijn de bloemen, dat zijn de wateren, dat is het dier. Al dat leven gaat naar God terug, móét tot God terug, anders stort dat heelalbestaan in.
“Lezingen deel 1” p.439
-Aldus, André, sterven en geboren worden,
overgaan en het terugkeren tot de goddelijke
bron, geldt voor al deze ontzaglijke lichamen,
maar ook voor het kleinste insect dat men op aarde kent.
“Het Ontstaan van het Heelal” p. 136
-De natuur evolueert, al haar leven, ook wij, maar eens lost dit universum volkomen op, want de mens en al het leven heeft dan dit universum overwonnen.
-Wij keren tot God terug om Hem daar, in het Goddelijke ‘Al’, te vertegenwoordigen, want wij zijn Goden!
“Vraag en Antwoord deel” 1 p. 70
Citaten uit de boeken van Jozef Rulof