Alles in de kosmos is opgebouwd uit Goddelijke energieën.
Alles bevindt zich ook in éen toestand, één wereld, één ruimte.
Toch is elke sfeer, elke wereld gescheiden van de anderen. Voor de mens is dit moeilijk te begrijpen.
Pas als we de hogere sferen van licht bereikt zullen hebben, zullen we dit geheel kunnen begrijpen.
-Nu leeft in onze toestand tevens de hoogste mentaliteit: de zevende kosmische afstemming. Dus wanneer je dit alles voelt, leven wij in en met God, zijn wij tezamen met God, maar nog ver verwijderd van Zijn Goddelijk Leven. Hier en waar dan ook de mens zich bevindt, daar zijn de diepste en tevens de hoogste afstemmingen tezamen. Het zegt je dat goed en kwaad één zijn, één toestand vormen: De mens. In ons is God, maar ook zijn in ons de donkerste machten, die wij moeten overwinnen om onze heilige Vader te naderen. In ons leeft God; in ons is het licht maar tevens diepe duisternis.
Een Blik in het Hiernamaals p.311
-Dus alles in één toestand, in één wereld, één ruimte en dat zal steeds één blijven, totdat wij onze laatste overgang, de Goddelijke sferen, hebben bereikt. Wij kunnen dus in de sfeer der aarde zijn en toch tot de goddelijke bron teruggekeerd zijn. Toch is iedere sfeer van de andere gescheiden en dit liet ik je zostraks beleven, toen je het eerste stadium en het tweede ging waarnemen. Je ziet hoe diep alles is en toch kunnen wij aan deze zijde alles volgen, omdat wij ons die sferen en overgangen hebben eigengemaakt en ze als bezit in ons dragen.
-Het zal je dus duidelijk zijn, André, dat, wanneer men vanaf de aarde naar het universum kijkt, men sterren en planeten waarneemt, doch in dat ontzaglijke is meer. Wat wij vanaf de aarde waarnemen, behoort tot de stoffelijke kosmos en is de zichtbare energie, maar dat wat wij niet waarnemen is de onzichtbare kosmos en wat daarin leeft is niet te zien, noch te schatten, want dat is alleen aan deze zijde waar te nemen.
Het Ontstaan van het Heelal p.128,129
Bron: Citaten uit de boeken van Jozef Rulof