Lessen

17.6 Het menselijk wezen ontwikkelde op Mars een primitieve vorm van gevoel en instinct; het voordierlijk bewustzijn

 

Het menselijk wezen op Mars kon zich voortbewegen en moest voedsel zoeken om de honger te stillen. Man en vrouw plantten zich als dieren voort, zonder te begrijpen wat ze deden. Het waren grote krachtige wezens, wild en woest. Er was nog geen taal. Wat zich niet kon beschermen werd afgemaakt en gewoon opgegeten. Hier was alleen het recht van de sterkste van toepassing.
Toch ontwikkelde zich door deze manier van leven een eerste primitieve vorm van gevoel en instinct: het zogeheten ‘voordierlijke bewustzijn’.

-Alcar daalde op de tweede kosmische graad af. Hier waren zij geweest en waren die ontzaglijke voordierlijke wezens. ‘Daar voor je zie je de mens die hier leeft. Hij bezit het voordierlijke bewustzijn.

-Hier, André, zoals ik reeds zei, heerst doodslag en geweld, want het voordierlijke bewustzijn is ontwaakt. 

Het Ontstaan van het Heelal p.238

-André keek naar deze mens, hij legde zich neer om te slapen. Geheel naakt was hij en als een beest behaard. Groot en sterk was zijn lichaam. Een reus op aarde was een dwerg in vergelijking met hem.

Het Ontstaan van het Heelal p.242 (OR.6107.6138)

-André zag menselijke wezens. Mijn God, dacht hij, zijn dat mensen? Roofdieren waren nog niet zoals deze wezens. Wild en woest zagen zij eruit. Het waren grote krachtige wezens en ze straalden een oerkracht uit, waarvan hij rilde en beefde. Honderden van deze mensen zag hij bijeen. Hij hoorde hen spreken, maar dit was geen spreken, dit was een vreselijk geschreeuw.

Het Ontstaan van het Heelal p.154 (OR.3986.3992)

Bron:Citaten uit de boeken van Jozef Rulof