Bij het begin van de schepping vormde het Al-Moederschap een bol geestelijk nevelplasma, waarin de eerste planeet, Moeder Maan ontstond. Hierin scheidden zich miljarden god-menselijke cellen af. Kleine doorschijnende druppeltjes, opgebouwd uit plasma en ziel. Deze cellen vormden paren en verbonden zich. Elke cel gaf een klein deel van zichzelf aan de ander, waaruit een nieuwe vrucht groeide.
Vervolgens splitste de vrucht zich in twee kindercellen. Deze hadden voldoende kracht om tot volwassenheid te groeien, maar onvoldoende om zich voort te planten. Hiervoor hadden ze de kracht van de oudercellen nodig, die inmiddels gestorven waren en wachtten in de in de wereld van het onbewuste. Hun zielen verbonden zich met het voortplantingsproces van de kindercellen en bezielden de nieuwe vrucht die zich ook weer in twee cellen splitste. Een proces, dat we ook in onze tijd, hier op Aarde, nog steeds in de baarmoeder terugzien Daarna herhaalde dit proces van voortplanting zich, waarbij ouders en kinderen telkens bij elkaar reïncarneerden.
-Wij zien de Maan nu als een astrale, dus geestelijke bol, als ’n geestelijke ruimte, door de splitsing van God tot stand gekomen, doch wij nu als een zelfstandig leven leren kennen.
De Kosmologie Deel 2 p.124
-Die eerste cellen kwamen terug en die maakten dit barings- en scheppend proces mee en die tweede cellen scheidden nieuw leven af en die vader en die moeder nu komen in dat tweede embryo. Dus de kinderen scheiden af en de vader en moeder bezielen het nieuwe leven, de nieuwe geboorte.
Lezingen Deel 1 p.67
-God gaf aan ál het leven zichzelf! Vanzelfsprekend ook ‘Zijn’ karaktertrekken en eigenschappen, Zijn Persoonlijkheid. En hierbij ál de Goddelijke gaven. De Kosmologie Deel 2 p.135
Bron: Citaten uit de boeken van Jozef Rulof
Zie ook artikel +film: https://rulof.nl/Onze-eerste-levens-als-cel