Dromen en visioenen zijn een manier waarop de overledene contact met een dierbare op aarde kan maken. Als de tijd hiervoor nog niet rijp is kan de geest in de sferen aangeven dat deze nog leeft, maar dat de tijd nog niet rijp is voor een ontmoeting. Dit geeft de dromer hoop dat een overleden leeft en dat deze zijn geliefde ooit weer zal terugzien.
Door de natuur te beleven en te verlangen naar het hogere kun je de geestelijke wereld dichterbij brengen. Dromen over geluk en het hiernamaals zijn tekenen dat de geest bij je is geweest. Bij het sterven wacht de geest op je en blijf je voor altijd verbonden. Het is belangrijk om je weg te volgen en te geloven in deze spirituele werkelijkheid, ook al is dat moeilijk te begrijpen. In je innerlijk ligt de herinnering aan deze verbondenheid en het bestaan van een leven na de dood.
-Ik heb hier nog van u: Ik droomde, dat ik door een lange tunnel ging en toen ik erdoor was, stond ik voor een hek en kon niet verder. Achter dat hek zag ik mijn zuster, die over is. Ik vroeg: „Mag ik bij je komen?” Toen zei ze: „Neen,” en ik schrok. Wat is dit nu?
Jozef geeft haar nu: „Dit wil zeggen, dat het uw tijd nog niet is; zij stuurde u dus naar de Aarde terug en dat is alles! Maar u weet nu, dat zij nog in leven is, en dat is al heel mooi, tenminste om het zelf te beleven. Dit kan en is mogelijk door visioenen en dromen. Doch die dromen zijn door Gene Zijde op uw leven afgedrukt. Uw zuster wilde u slechts doen weten, dat zij leefde en dit is net genoeg, meer hebt u niet nodig en gij zult haar straks terugzien. Meer mensen hebben van deze dromen gehad!’
Vraag en Antwoord Deel 1 p.303,304 (Q1.8136.8145)
-Als gij in de natuur uw toevlucht zoekt en de planten en bomen en al het andere gewas liefkoost, dan ben ik bij u. Als ge gaat verlangen, dan voelt gij mij. Als er schone en verheven gedachten en vergezichten in u komen, het zijn de mijne. Wanneer gij schone dromen droomt van geluk en weerzien, van een leven na dit leven, dan zijn wij tezamen geweest en wordt ge ’s morgens wakker in stil en rein geluk. Zie, Marianne, houd dat in u en leef daarin voort. Wanneer gij opziet naar het heelal, ziet gij mij, want daar leef ik. Vandaar kom ik tot u en leg sferenbloemen op uw paden. Ik zal u alles eens vergoeden. Weet, dat ik u aan deze zijde opwacht en gij mij zult herkennen. Wanneer uw laatste ademtocht uit het vermoeide lichaam stroomt, ben ik bij u. Dan zijn wij één, voor eeuwig één. Strijd dus en volg uw weg die gij voor u ziet. Gij zult en kunt dit alles misschien niet aanvaarden en dat vraag ik ook niet, maar toch, heel diep in u, daar ligt het verleden.
De Kringloop der Ziel p.331 (CY.10644.10665)
Bron: Citaten uit de boeken van Jozef Rulof