Tijdens een leven op aarde heeft de ziel een stoffelijk én een geestelijk lichaam. Op aarde is het geestelijke lichaam de tussenschakel tussen de ziel en het stoffelijke lichaam. De ziel stuurt het stoffelijke lichaam aan via het geestelijke lichaam. Bij het sterven treedt de ziel met haar geestelijke lichaam uit het stoffelijke lichaam. In het hiernamaals heeft de ziel dan nog haar geestelijke lichaam nodig om ervaringen te kunnen opdoen en om met anderen te kunnen communiceren, om zich op het geestelijke bestaansniveau te kunnen manifesteren. De ziel op zichzelf heeft geen concrete vorm, zij is ijler dan het geestelijke lichaam. We kunnen ook spreken van drie niveaus van verdichting. De ziel is het ijlste, het minst verdicht. Op het geestelijk niveau verdicht de ziel zich tot het geestelijk lichaam, dat meer verdicht is en meer vorm heeft. Zij kan met haar geestelijke lichaam tijdens het aardse leven ook tijdelijk het stoffelijke lichaam verlaten tijdens een uittreding. Onze diepste wezenskern wordt aangeduid met de ziel
-Ik bén ziel. In de diepte van mijn leven leeft de ziel, dat is de vonk, dat is de Godheid in mij. Maar ik ben ook geest en ik ben menselijk, stoffelijk ontwikkeld.
Lezingen Deel 3 p.88 (L3.2230.2232)
-Ja, het organisme hier omsluit de geest en de ziel, maar de geest omsluit de ziel voor de astrale wereld, en deze wereld is dus ons geestelijk leven!
Vraag en Antwoord Deel 1 p. 163 (Q1.4284.4284)
-God schiep dit wonderbaarlijke stofkleed voor de ziel – en de geest, die de verpersoonlijking van de ziel als mens is, brengt het organisme waarmee het met duizenden banden verbonden is, in beweging. Het lichaam is een tempel voor de ziel, waarin deze tijdens het stoffelijke bestaan leven moet.
Zielsziekten van Gene Zijde bezien p.215 (ME.7160.7161)
Bron: Citaten uit de boeken van Jozef Rulof