Voor de schepping begon waren individuele menselijke zielen nog integraal deel van de Alziel.
Daarna splitste de Alziel zich in ontelbare deeltjes van Goddelijk geestelijke plasma.
Onze menselijke ziel is een Goddelijke levensvonk, een zelfstandige afsplitsing van de Alziel en heeft dus ook dezelfde stuwing om te evolueren.
Deze stuwing om te evolueren vinden we later in elke levensvorm in de kosmos terug. Je zou kunnen zeggen dat de mens een ontwikkelingsstadium van de Alziel is.
-Voordat de scheppingen begon – verklaarde ik u – was er alleen leegte, maar die leegte dat was de Alziel, het Alleven, het Alvader- en het moederschap.
Lezingen Deel 1 p.473 (L1.12082.12082)
-En dan kan ik nu al duizenden vergelijkingen maken met u, want die Albron is in u, leeft in de mens, leeft in de plant, leeft in de wateren, leeft in de natuur. Overal ziet u die Albron terug.
Lezingen Deel 3 p.92 (L3.2341.2347)
-Maar ik ben Albron, ik ben Allicht, Alleven, Algeest, Alvader-, Almoederschap, Alrechtvaardig, ik ga al deze wetten voelen, deze krachten, dit bezielende plasma leeft in mij. Ik voel nu dat ik uit dit alles ben geboren.
Lezingen Deel 3 p.76 (L3.1882.1883)
Bron: Citaten uit de boeken van Jozef Rulof